de activiteit georiënteerde functietest

De activiteit georiënteerde functietest

De activiteit georiënteerde functietest is een test die een aantal doelen nastreeft:

Ten eerste heeft de test als doel om aan de hand van bijvoorbeeld de Quebec Back Pain Disability Scale en de Patiënt Specifieke Klachtenlijst, in samenspraak met een patiënt met lage rugklachten, te bepalen welke klachten voor hem/haar prioriteit hebben in de behandeling.

Ten tweede heeft de test als doel om een verantwoorde keuze te maken in de oefeningen die uiteindelijk moeten leiden tot het doel op lange termijn; weer kunnen participeren in het alle dagelijkse leven.

Ten derde wordt op basis van de “status praesens” van de patiënt bepaalt in welke fase van wondgenezing hij/zij zich bevindt. Op basis van deze inschatting wordt bepaald in welke motorische grondeigenschap we beginnen met revalideren en welke revalidatiemethode binnen de motorische grondeigenschap het meest geschikt is.

De activiteit georiënteerde functietest bestaat derhalve uit de volgende methodische stappen:

  1. Het invullen van de functionele vragenlijsten; de vragenlijsten (QBPDscale en de PSK) geven een overzicht van de problematische handelingen (beperkingen in activiteiten) van de patiënt met lage rugklachten. Door waarde toe te kennen aan de mate van beperkingen in de problematische handelingen ontstaat er een objectivering van het subjectieve gevoel van de patiënt.
  2. Analyse van de meest belastende problematische handelingen van de patiënt; hiermee wordt bedoeld de fysiek meest belastende beperkende activiteiten. Deze activiteit wordt aan het einde van de revalidatie in het revalidatieprogramma ingebouwd. Wanneer we bijvoorbeeld de QBPD scale analyseren dan zijn de activiteiten waarmee snelheid gemoeid is, statische houdingen en activiteiten waar zware gewichten verplaatst worden de fysiek meest belastende activiteiten. Een bal werpen, lang zitten en een zware koffer tillen zijn concrete activiteiten die voorkomen in de QBPDscale.
  3. Bepaling van de prioriteiten van de problematische handelingen; de problematische handelingen die de patiënt het meest storen verdienen primaire aandacht in het revalidatieproces. Het is niet zo dat de fysiek meest belastende activiteiten ook automatisch de meest storende is. Die activiteit die de patiënt met lage rugklachten het meest uitvoert in het alle dagelijkse leven wordt vaak als meest storend ervaren.
  4. Analyse van het praktische bewegingsverloop van de problematische handelingen van de patiënt; een functionele demonstratie. Wanneer een patiënt problemen heeft met bukken weet de fysiotherapeut nog niet HOE de patiënt met lage rugklachten bukt. Door de analyse van het praktische bewegingsverloop heeft de fysiotherapeut de mogelijkheid een transferoefening te bepalen. Voor het samenstellen van een revalidatieprogramma is dit belangrijk om te weten.
  5. Het bepalen van transfer oefeningen: transferoefeningen zijn oefeningen die de problematische handelingen van de patiënt met lage rugklachten het beste simuleren. Wanneer een patiënt bukt met gestrekte benen en zijn wervelkolom flecteert is een goede transferoefening: stiffed leg dead lift (foto’s)
  6. Het bepalen van voorbereidende oefeningen: Voorbereidende oefeningen zijn de oefeningen die de transferoefeningen voorbereiden. Voorbereidende oefeningen dragen er zorg voor dat stapsgewijs de belastbaarheid van de patiënt met lage rugklachten wordt opgebouwd zodat uiteindelijk het uitvoeren van de transferoefening weer tot de mogelijkheden behoort. Welke oefening wordt gekozen is o.a. afhankelijk van de status praesens waarin de patiënt zich meldt in de fysiotherapiepraktijk; in welke fase van wondgenezing is de patiënt. Is de patiënt aan het begin van de proliferatiefase worden minder intensieve oefeningen gekozen dan wanneer de patiënt zich bevindt aan het einde van de remodelatiefase.
  7. Keuze motorische grondeigenschap: Wanneer bepaalt is welke oefeningen aan het begin van de revalidatie worden uitgevoerd (voorbereidende oefeningen) is de volgende stap welke motorische grondeigenschap wordt getraind. Empirische evidentie leert dat vooral aan het begin van de revalidatie de motorische grondeigenschappen mobiliteit en coördinatie op de voorgrond staan.
  8. Keuze revalidatiemethoden: Na de keuze van de motorische grondeigenschap is de volgende stap bepalen in welke revalidatiemethode wordt getraind. Voor de motorische grondeigenschap coördinatie is dit vooral de revalidatiemethoden corticaal voet en lineaire regio. Bij de motorische grondeigenschap mobiliteit praten we over de revalidatiemethoden elastische deformatie voet en lineaire regio. Voor meer informatie over de revalidatiemethoden verwijs ik naar het ESP concept sportfysiotherapie.
  9. Het bepalen van de belasting variabelen; belasting variabelen worden uitgedrukt in gewicht, aantal series, aantal herhalingen, bewegingsritme, pauze, aantal oefeningen en de supercompensatietijd.

Door het uitvoeren van een activiteitgeoriënteerde functietest wordt er een klinische vertaalslag gemaakt van de problematische handelingen naar een concreet revalidatieprogramma duidelijk.

De activiteit georiënteerde functietest
1 Het invullen van de functionele vragenlijsten

 

2 Analyse van de meest belastende problematische handelingen van de patiënt:

 

3 Bepaling van de prioriteiten van de problematische handelingen

 

4 Analyse van het praktische bewegingsverloop; functionele demonstratie

 

5 Bepaling van de transferoefeningen

 

6 Bepaling van de voorbereidende oefeningen

 

7 Bepaling motorische grondeigenschap
8 Bepaling revalidatiemethode in de motorische grondeigenschap
9 Bepaling belastingsvariabelen

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *